Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2358

Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-08-31
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersC07/00010
Statusgepubliceerd


Indicatie

Zie vanwege samenhang LJN BB 2360


Uitspraak

Uitspraak : 29 augustus 2007 Rolnummer : C07/00010 Zaak-/rolnr. rb. : 271939/KG ZA 06-918 GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE FAMILIEKAMER A r r e s t in de zaak van: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, procureur mr. V.K.S. Budhu Lall, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, procureur mr. E. Grabandt. HET GEDING 1. Appellante, hierna te noemen de vrouw, is bij exploot van 24 november 2006 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam van 16 november 2006, gewezen onder rolnummer KG ZA 06-918, met dagvaarding van geïntimeerde, hierna te noemen de man, voor dit hof. Vervolgens heeft de vrouw bij exploot van 12 december 2006 eerder genoemd exploot ingetrokken en buiten effect gesteld. Meer vervolgens heeft de vrouw bij exploot van 21 december 2006 het exploot van 12 december 2006 ingetrokken en buiten effect gesteld, onder rectificatie en uitdrukkelijke handhaving van het exploot van 24 november 2006. 2. De vrouw heeft vervolgens gediend van een memorie van grieven en daarin twee grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd met conclusie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, de man alsnog in zijn vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, althans deze aan hem zal ontzeggen, met diens veroordeling in de kosten in beide instanties. 3. De man heeft daarop het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het hof, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw in haar vordering niet ontvankelijk zal verklaren, althans deze aan haar zal ontzeggen, met veroordeling van de vrouw in de kosten in beide instanties. 4. Partijen hebben vervolgens hun procesdossiers aan het hof over¬ge¬legd en arrest gevraagd. In beide dossiers ontbreekt het exploot van 24 november 2006 en in het dossier van de man ontbreekt het exploot van 21 december 2006. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP Feiten 1. Tegen de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld in het vonnis waarvan beroep is niet opgekomen, zodat het hof in dit hoger beroep van die feiten uitgaat. Ontvankelijkheid 2. Het hof zal eerst het niet-ontvankelijkheidsverweer van de man behandelen. Hij voert in dat verband aan – kort gezegd – dat de vrouw in haar appel niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij haar grieven in dit geding niet behoorlijk naar voren heeft gebracht. Zij heeft nagelaten de in de memorie van grieven opgenomen grieven te onderbouwen met gronden. Daardoor is het voor de man allerminst duidelijk, althans onbegrijpelijk wat zij ter motivering van haar hoger beroep heeft aangevoerd. Aldus is het voor de man onmogelijk te bepalen waartegen hij zich dient te verweren. 3. Met betrekking tot de door de man aangevoerde gronden van niet-ontvankelijkheid is het hof van oordeel dat deze falen. Het grievenstelsel houdt in diegene dat die in hoger beroep komt van een vonnis aan de wederpartij en de appelrechter duidelijk moet maken op welke gronden deze vernietiging van de bestreden beslissing vordert. 4. De vrouw heeft in haar memorie van grieven een tweetal grieven opgenomen en daar één, beide grieven omvattende toelichting aan toegevoegd. Uit die toelichting blijkt naar het oordeel van het hof in voldoende mate op welke gronden zij vernietiging van het bestreden vonnis vordert. Mitsdien is daarmee voldaan aan het hiervoor onder 3 genoemd vereiste van duidelijkheid, zodat de vrouw in haar appel kan worden ontvangen. Het geschil 5. Het geschil tussen partijen betreft de tenuitvoerlegging door de vrouw van het vonnis van 15 maart 2005 waarin de man is veroordeeld om binnen 72 uren na betekening van dat vonnis opdracht te geven aan [x] Makelaars te [woonplaats] tot onderhandse verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning te [woonplaats], zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag indien hij in gebreke zou blijven. 6. Met de eerste grief richt de vrouw zich tegen de overweging 4.2 van het bestreden vonnis, welke er – kort gezegd – op neer komt dat uit het vonnis van 7 september 2006 volgt dat de man aan de vrouw onverschuldigd een bedrag van € 11.250,-- heeft voldaan en op de vrouw derhalve de verplichting rust dit bedrag aan de man terug te betalen. 7. Bij de beoordeling van de eerste grief is van belang dat dit hof bij zijn arrest van heden in de zaak tussen partijen onder rolnummer C06/01260 het vonnis van de rechtbank van 7 september 2006 heeft bekrachtigd, zodat daarmee de daarin uitgesproken opheffing van de verplichting van de man tot betaling van een dwangsom opgeheven blijft. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat de man aan de vrouw een bedrag van € 11.250,-- onverschuldigd heeft voldaan, zodat op de vrouw de verplichting rust dit bedrag aan de man terug te betalen. De grief faalt mitsdien. 8. De tweede grief ziet op de terugbetaling door de man aan de vrouw van het bedrag van € 11.250,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 oktober 2006 tot en met de dag van algehele voldoening. 9. Aangezien de vrouw een nadere onderbouwing van die grief achterwege laat en ook overigens geen gronden blijken waarom – mede met inachtneming van het overwogene met betrekking tot de eerste grief – niet tot terugbetaling van de betaalde dwangsommen, te vermeerderen met de wettelijke rente zou behoren te worden overgegaan, deelt deze grief het lot van de vorige. Conclusie 10. Omdat geen der grieven terecht is voorgedragen zal het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigen. Het hof zal voorts de kosten compenseren, aangezien partijen met elkaar een relatie hebben gehad en het geschil uit de verbreking daarvan voortvloeit. 11. Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing. BESLISSING VAN DE ZAAK IN HOGER BEROEP Het hof: 1) bekrachtigt het vonnis waarvan beroep; 2) compenseert de kosten van dit geding in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen door mrs. Stille, Husson en Van Leuven, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof op 29 augustus 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.